dramatherapie

Dramatherapie profiel
dramatherapie
Dramatherapie termen
Dramatherapie profiel
Opleidingen
Werken als dramatherapeut
Literatuur
Links
Gastenboek
Forum

Beroepsprofiel

Dit profiel richt zich tot behandelaars en leidinggevenden die zich willen informeren c.q. oriënteren op deze vaktherapie.

Bij het ter perse gaan van dit profiel is er veel in beweging in het hulpverleningsveld. Landelijk worden er door de vaktherapeuten behandelmodulen en -programmas geschreven, die ook bij de beroepsgroep dramatherapie tot een meer eenduidig en herkenbaar behandel-aanbod zullen leiden dan er al was.

Deze modulen en programmas zult u in dit profiel niet aantreffen.Wij hopen echter dat de voorliggende versie u een helder beeld geeft van de achtergronden en mogelijkheden van dramatherapie.

 

1.Theoretisch kader

1. De kern van drama is handelen

Ieder mens handelt vanuit eigen wensen en motieven. Zij doet ervaringen op door te handelen. Deze ervaringen zetten weer aan tot nieuw handelen.

 

2      Drie belangrijke middelen van dramatherapie: spel, symbolisering en doen alsof

Spel: spel is eigen aan de mens en staat in dienst van vermaak, het vormen van een groepsidentiteit en de persoonlijke ontwikkeling. Bij het zeer jonge kind bestaat spel eerst uit het spelen met de bewegingen die het ontdekt aan het eigen lichaam. Later wordt spelen het imiteren van anderen en dingen uit de omgeving. Het spel van het kind bestaat uit onderzoeken, spelen met beweging, mimiek en geluid. Door te spelen ervaart het kind de verscheidenheid aan reacties uit de omgeving op het eigen handelen. Spelen bevordert de creativiteit, het introspectief en expressief vermogen en de interactie met de omgeving. Spelen is zowel beleven als jezelf ontwikkelen.

Dramatherapie wil dan ook met (dramatisch) spel, de ontwikkeling, dan wel het functioneren van cliënten positief beïnvloeden.

Symbolisering: de mens is een symboliserend wezen. Zij is in staat beelden uit het verleden op te roepen, zich een beeld te vormen van iets dat niet in de direkte omgeving aanwezig is en te fantaseren over de toekomst. Het maken van symbolen en het fantaseren is bij het jonge kind nog duidelijk zichtbaar in het spel. Bij oudere mensen wordt dit steeds meer een intern proces en minder een handelen in contact met de buitenwereld.

In dramatherapie wordt het vermogen om te symboliseren gebruikt om het therapeutisch proces vorm te geven. In dit proces wordt de verbeelding en fantasie zichtbaar gemaakt door middel van uitbeelden en het ensceneren van spelsituaties.

Doen alsof: in dramatherapie wordt door doen alsof een hypothetische variatie op de werkelijkheid gecreëerd. Fantasie kan op deze wijze concreet worden gemaakt terwijl er anderzijds met de realiteit kan worden gespeeld. De (spel) situatie moet daartoe zodanig gestructureerd worden dat deze als veilig wordt ervaren en uitnodigt tot het vormgeven van emoties, ervaringen en ideeën die in de dagelijkse realiteit als te bedreigend worden ervaren (zgn. afgeweerde bewustzijnsinhouden).

De wisselwerking tussen ervaringen opgedaan in het (dramatisch)spel en ervaringen uit de realiteit, biedt de cliënt een ingang tot het ontdekken van eigen mogelijkheden, verwerken van negatieve dan wel traumatische ervaringen en verandering in haar functioneren.

 

3      vier belangrijke posities binnen dramatherapie

In dramatherapie kunnen zowel door de cliënt als door de therapeut de positie van auteur, acteur, regisseur en toeschouwer worden ingenomen. Door de mogelijkheid van positiewisseling wordt de cliënt in staat gesteld zich steeds op een andere wijze te verhouden tot de spelsituatie. Zo kan zij haar relatie tot zichzelf en haar omgeving onderzoeken en ermee experimenteren.

De auteur geeft vorm aan het proces van verbeelding naar uitbeelding door te schrijven. De belevingswereld krijgt vorm in een verhaal of gedicht en wordt daarmee en variatie op (fragmenten van) het eigen levensverhaal.

De acteur zet het verhaal om in handelingen. Dit doet zij door een rol te spelen. Zij volgt haar eigen motieven en intenties en/of de richtlijnen die zij meekrijgt van de regisseur. De acteur is op vier manieren in interactie: met zichzelf, met medespelers en met de regisseur en met het publiek (dit is in ieder geval de therapeut en vaak ook groepsleden of een imaginair publiek).

De regisseur controleert en analyseert op afstand, geeft richting aan de handeling en zet haar creativiteit in bij de vormgeving en structurering van het zich ontwikkelende (levens)verhaal.

De toeschouwer. Dit is de positie die afstand neemt en kijkt naar het eigen handelen, of projecteert haar eigen verhaal op het vertoonde spel.

 

2 DRAMATHERAPIE ALS BEHANDELVORM

 

Dramatherapie als behandelvorm wordt zowel binnen de geestelijke gezondheidszorg toegepast als in het (gespecialiseerd) onderwijs, revalidatie en justitiële instellingen. Daarnaast zijn dramatherapeuten aan het werk in eigen praktijk.

Alvorens een behandeling kan starten vindt er een observatie plaats. Deze geeft informatie ten behoeve van:

a)        algehele diagnostiek

b)        indicaties, doelstellingen en behandelstrategie voor dramatherapie of een andere vorm van creatieve therapie.

  

2.1 Observatie binnen dramatherapie

In de observatie staan de spelvoorwaarden, de (spel)vaardigheden en de spelinhoud van de cliënt centraal.

·        Er wordt een beeld gevormd van de mogelijkheden en de beperkingen die de cliënt ondervindt tijdens het spelen in dramatherapie. (er wordt gekeken naar de handelingsaspecten van drama).

·        Er wordt gekeken de wijze van omgaan met de rol van speler, auteur, regisseur en toeschouwer. En tevens naar de manier waarop de cliënt tot verbeelding en uitbeelding komt.

·        De uitingsvormen van de cliënt in observatie verwijzen naar betekenissen die voor de cliënt in de realiteit actueel en mogelijk problematisch zijn. De dramatherapeut observeert in welke verhouding de opgebouwde fictieve wereld tot de realiteit van de cliënt/ speler staat en kijkt in hoeverre daar aanwijzingen zijn die verwijzen naar trauma; stoornissen in waarneming, bewustzijn en cognitieve functies; gestoorde persoonlijkheidstrekken; stemmingsstoornissen of pathologie anderszins. De bevindingen leiden tot conclusies en aanbevelingen voor eventuele verdere behandeling.

 

2.2 Indicaties dramatherapie

Algemeen:

Dramatherapie is geïndiceerd voor cliënten wiens problemen te herleiden zijn tot een impasse in het handelen, die om een non-verbale benadering vraagt.

Indicaties:

·        Dramatherapie is geïndiceerd voor cliënten waarbij een psychotherapeutische benadering mogelijk is en het accent moet komen te liggen op de handeling

·        Dramatherapie is geïndiceerd voor cliënten die problemen ondervinden ten aanzien van communicatie, sociale interactie, zelfvertrouwen, zelfbeeld, zelfpresentatie en  relatieproblematiek.

·        Dramatherapie richt zich op de ontwikkeling van latente vaardigheden en mogelijkheden van de cliënt. Dramatherapie biedt alternatieve uitingsmogelijkheden in de behandeling  van gedragsproblemen en mogelijk aanverwante leerproblemen.

·        Dramatherapie is geïndiceerd bij rouwproblematiek Het verhaal dat niet meer verteld en of gevoeld kan worden kan metaforisch tot uiting komen.

 

2.3 Contra-indicaties dramatherapie

·        Cliënten van wie bekend is dat zij een te hoog angstniveau hebben ten aanzien van het medium drama.

·        Cliënten die geen affiniteit met het medium drama hebben.

·        Cliënten die nauwelijks of geen onderscheid kunnen maken tussen fantasie en werkelijkheid en ook niet in staat zijn dit te ontwikkelen.

 

2.4 Doelstellingen dramatherapie

Er worden vijf doelstellingen onderscheiden in dramatherapie, waarbinnen verschillende benaderingswijzen mogelijk zijn:

 

2.4.1. Doelstelling: expressie en beheersing van emoties

Hierbij wordt het evenwicht tussen enerzijds het vrijelijk uiten van emoties en anderzijds het beheersen ervan benadrukt.

Benaderingswijzen:

- Ontdekken: (H)erkennen van eigen belevingswereld en vervolgens uitdrukking geven aan eigen belevingswereld in taal, mimiek, stem, houding en beweging.

- Structureren: Begrenzen en ordenen van gevoelens en emoties in relatie tot de problematiek.

- Verwerken/ accepteren

 

 

2.4.2 Doelstelling: ontwikkeling van het observerend zelf.

De regisseur in onszelf heeft overzicht en denkt rationeel, zelfs in tijden van emotionele betrokkenheid. Zij observeert en ontwikkelt keuzemogelijkheden. Dramatherapie biedt de mogelijkheid om deze vaardigheid te ontwikkelen door cliënten de regie te laten voeren over hun eigen spel. Hierbij ligt de nadruk op:

- het houden van overzicht over situaties.

- doelgericht leren handelen.

- nemen van eigen verantwoordelijkheid.

 

2.4.3 Doelstelling: uitbreiding van het rolrepertoire.

Rollen die de mens speelt in het werkelijke leven vinden hun beperkingen in ontwikkelde levenspatronen en verwachtingen van derden. In dramatherapie zijn de mogelijkheden tot het spelen van rollen onbeperkt. Hierdoor kan geëxperimenteerd worden met de identiteit; latent aanwezige aspecten van de cliënt kunnen ontdekt en geuit worden en er kan geoefend worden met nieuwe vormen van gedrag. Hierbij ligt de nadruk op:

- ontdekken van de rollen die je doorgaans aanneemt.

- experimenteren met nieuwe rollen.

- verruimen van gedragsmogelijkheden.

 

2.4.4 Doelstelling: bepaling/ acceptatie en uitbreiding van het zelfbeeld.

Er bestaat een dynamische interactieve relatie tussen rol en zelfbeeld. Het rollenpatroon bepaalt het zelfbeeld en vice versa. Bij deze doelstelling ligt de nadruk op:

- jezelf presenteren, laten zien.

- experimenteren met identiteit Hoe ben ik en hoe kan ik zijn

 

2.4.5 Doelstelling: sociale interactie.

Het feit dat drama primair samenwerking en interactie vereist, maakt dramatherapie uitstekend geschikt voor het onderzoeken en vergroten van vaardigheden voor sociale interactie.

Hierbij ligt de nadruk op:

- het leren aangaan van contact met anderen.

- leren samenwerken/ spelen en reageren op de ander.

- leren rekening houden met de ander/ groepsleden.

- maken van keuzes en het stellen van grenzen in de interactie.

 

3 Methodiek en werkwijzen

 

In dit hoofdstuk wordt weergegeven hoe dramatherapie wordt toegepast. Dat wil zeggen:

a      welke werkwijzen er gebruikt worden binnen de behandelvorm dramatherapie.

b      een weergave van fases van de therapie

 

Methodiek en werkwijzen.

De werkwijzen die toegepast worden in dramatherapie, zijn theatrale en dramatische werkvormen.

De werkwijzen verschillen per:

·      visie op behandelen

·      doelgroep

·      fase van de therapie

·      fase van een groepsproces

·      actuele behoefte van een cliënt/ patiënt

 

Veel werkwijzen zijn als aparte methode ontwikkeld. De meeste worden samen met andere werkwijzen toegepast in een therapie. Sommigen worden als enige methode toegepast gedurende een hele therapie. Voorbeelden van methodisch uitgewerkte werkwijzen zijn:

·      Therapeutisch Theater

·      Improvisatie theater

·      Begeleid Toneel ( werken met tekst fragmenten uit de toneel literatuur)

·      Agodrama

·      Storymaking

·      Poppen en maskerwerk

·      Sprookjestherapie

·      Psychodrama

 

Fasen in dramatherapie

De praktijk van dramatherapie laat zich het meest adequaat beschrijven middels het vijf fasen model van R.Emunah.

De onderstaande fasen zijn zowel opeenvolgend, als op zichzelf staand functioneel in het drama therapeutisch proces. Dit is afhankelijk van de doelgroep, de behandelstrategie en de

fase van het groepsproces.

 

 

 

Fase

Kenmerk

Centraal begrip

Doel

Middelen  /attitude

I)  Dramatisch spel

 Spelsymboliek wordt verhuld. Werken aan voorwaarden om spel mogelijk te maken. Veel vrijheid binnen duidelijke structuur 

 Verhullen Verkennen Spontaniteit

 Bekrachtigen van gezonde delen.   Vergroten van vertrouwen in eigen capaciteiten, therapeut en groepsgenoten.

 Geïmproviseerd (groeps)spel. Verkennend spel met duidelijke structuur. Therapeut stelt zich uitnodigend en bekrachtigend op.

II) Geënsceneerd spel

Spelsymboliek blijft verhuld. Rollen zijn niet gebaseerd op het eigen leven van de cliënt.

Anders mogen zijn. Zelfexpressie Experimenteren met rollen.

Legitimeren om latente/afge-weerde kanten van jezelf vorm te geven, met de rol en het verhaal als bescherming.

Decor, kostuum, attributen. Gefantaseerde scènes met een dramaturgische structuur.   Begeleid Toneel  Inzicht en reflexie beperkt,  wanneer mogelijk en alleen op initiatief van de cliënt.

III)  Rollenspel

Fantasie maakt plaats voor actualiteit. Interactie met anderen wordt onderzocht.

Drama als oefening voor het echte leven.

Het versterken van het zelf observerend ik. Inzicht krijgen in  gedragspatronen.

Rollenspel. Interactiedrama Thema improvisatie.  Therapeut geeft inzicht over gedragspatronen..

IV) Verdiepende enscenering

Exploreren van levensthemas. Het verleden en het onbewuste zijn onderwerp. De focus ligt meer op het individu in de groep. Er is wederkerigheid in de groep.

Onthulling van rollen en verhalen. Betekenis geven aan het gespeelde in relatie tot het eigen leven. Delen ven innerlijk leven met anderen.

Exploreren van motieven achter gedragspatronen.  Herbeleven  door ensceneren van gebeurtenissen, eerder dan er alleen over praten. Stimuleren en erva-ren van verandering.

Psychodrama of afgeleide vormen. Storymaking Begeleid Toneel Therapeut komt steeds meer in wederkerige relatie tot de groep/cliënt

V) Het drama ritueel

Rituelen samenhang-end met afscheid en terugkeer worden vormgegeven in spel. Overgang naar zelf-standig functioneren in de buitenwereld

Terugblik / Toekomstvisie Afscheid.

Betekenis geven aan de ontwikkeling van rollen en verhalen en rolgedrag in het proces.

Rituele aspecten van o.a. onderstaande werkwijzen.  Storymaking Begeleid Toneel Eigen ontworpen rituelen Psychodrama  Therapeut is wisselend in en uit beeld en begeleid afscheid.

 

4. Dramatherapie en haar ontwikkeling / geschiedenis

 

In Nederland werd in de jaren 20 en 30 voor het eerst drama ingezet bij de behandeling en begeleiding van patiënten. Aanvankelijk dienden de expressieve uitingen van de patiënten uitsluitend voor psychiatrisch diagnostische doeleinden. Geleidelijk werd ook de therapeutische werking van de dramatische uitingsvorm herkend en ontwikkeld tot een methodiek.  In de jaren 50 werd dramatherapie een zelfstandige behandelvorm. De toenemende professionalisering leidde tot het ontstaan van specifieke beroepsopleidingen op HBO niveau en het ontstaan van een beroepsvereniging, de NVKT.

Het beroep van dramatherapeut is evenals andere vaktherapieën bezig een beschermde titel te worden. Deze ontwikkeling is echter nog gaande.

Momenteel is er deelname door de NVKT samen met de vereniging voor psychomotore therapie NVPMT in een CONO kamer. Dit kan gezien worden als een stap in de richting van voortgaande professionalisering.

 

Stromingen

Er zijn binnen de dramatherapie twee stromingen te onderscheiden.

1      De stroming die zich baseert op psychotherapeutische, sociologische en filosofische theorieën.

2      de stroming die zich baseert op kunstzinnige theorieën.

 

Ad 1)Psychotherapie als kader

In deze stroming treffen we begrippen aan als identificatie, overdracht, psychisch conflict transitioneel object en Zelfspychologie. In dramatherapie wordt hiermee een verbinding gelegd in de gehanteerde werkvormen en spelmethoden.

 

Ad 2)Het theater als kader

Deze stroming baseert zich op theorieën en werkwijzen zoals die in het theater zijn ontwikkeld. Bijvoorbeeld de opvattingen van Stanislavski, Artaud en Grotovski en Brecht. Al deze theatermakers benadrukken de uitwerking van het acteren op het innerlijk leven van de acteur.

Artaud zag drama als een ritueel dat publiek en acteurs emotioneel in contact brengt met primaire ervaringen en onderdrukte gevoelens. Grotovski stelt dat verandering in de houding en beweging van het lichaam leiden tot verandering in expressie van het gevoel, terwijl Brecht de speler en het publiek laat nadenken over het spelen en de thematiek (leerstukken.)

 

Het zal duidelijk zijn dat tussen beide stromingen geen strikte scheiding bestaat en dat er vele verbanden te leggen zijn.

 

5.Professionalisering van de dramatherapie

 

De beroepsvereniging stelt zich ten doel:

·      de bestudering, beoefening en ontwikkeling van de creatieve therapie in diverse mediumgebieden te bevorderen en

·      De maatschappelijke belangen van haar leden te behartigen, voor zover deze betrekking hebben op de uitoefening van hun beroep als creatief therapeut.

 

Sinds 1982 geeft de NVKT driemaandelijks het Tijdschrift voor Creatieve Therapie uit.

Adres NVCT: 

Fivelingo 253

3524 BN Utrecht

tel:   030- 2800432

fax:  030- 2893086

email: nvct@wanadoo.nl

 

De vereniging kent een vijftal beroepsgroepen:  Beeldend, Muziek, Dans Drama en de vrij gevestigden.

De beroepsgroep Dramatherapie telt 199 leden. Daarvan werkt 80% bij instanties die vallen onder de GGZ, justitie en het onderwijs. De overige 20% werkt in de jeugdhulpverlening, verslavingszorg, (oorlogs) slachtofferhulp / daderhulp, vluchtelingenhulp.

 

Stichting Register Creatief Therapeuten.

Het bestuur van deze stichting beheert, onafhankelijk van de NVCT, het register en toets of  de verschillende opleidingen tot creatief therapeut, aan de criteria van het register voldoen.

De SRCT is in 1987 opgericht in de overtuiging dat het noodzakelijk is toe te werken naar beroeps- en titelbescherming. Daarmee kan een waarborg geboden worden aan publiek en instellingen voor kwaliteit en deskundigheid van creatief therapeuten.

Het doel van de stichting is het tot stand brengen en beheren van het beroepsregister van creatief therapeuten. De stichting streeft bovendien naar een wettelijke erkenning van het beroep creatief therapeut.

Om te kunnen voldoen aan registratie moet een creatief therapeut afgestudeerd zijn aan een  daartoe erkende HBO opleiding en een twee jaar durende mentoraatsperiode doorlopen waarin een voorgeschreven aantal therapie uren gedaan moeten worden, waarop het werk getoetst kan worden.

Er staan momenteel ongeveer 110 dramatherapeuten geregistreerd.

 

Adres: Bureau SRCT

            Postbus 6

            7620 AA Borne

 

Kennis, vaardigheden en attitude

De eisen die gesteld kunnen worden aan de kennis, vaardigheden en attitude van de dramatherapeut zullen in dit profiel niet uitputtend behandeld worden. Algemeen kan gesteld worden dat een gekwalificeerde dramatherapeut een hbo-opleiding heeft gevolgd aan een van de door de NVKT erkende opleidingen voor creatieve therapie. Voor verdere aspecten aangaande de attitude, kennis en vaardigheden van de dramatherapeut, wordt verwezen naar de beroepscode voor de creatieve therapeut

 

Bron:Beroepsprofiel van de dramatherapeut,©1999, NVKT, Utrecht